Aan het altaar en aan de standaard van het evangelieboek zijn liturgisch kleuren
bevestigd. Deze komen overeen met de kleur van het kazuifel, het opperkleed dat de pastor
draagt.
Wit: (albus)
- tijdens de Paastijd en de Kersttijd
- op Witte Donderdag
- op alle feestdagen rond Jezus Christus, die geen verband houden
met zijn lijden
- op feestdagen van de Maagd Maria (moeder van Jezus)
- Drievuldigheidszondag, de eerste zondag na Pinksteren
- feesten van de Engelen
- alle feesten van heilige die geen martelaar zijn
- Allerheiligen (1 november)
- en op het feest van Johannes de Doper (24 juni)
- het feest van Johannes de evangelist (27 december)
- het feest van de Stoel van de Petrus (22 februari)
- en de bekering van de Apostel Paulus (25 januari)
- op jaardagen van kerkwijdingen (voor onze kerk is dat 4 november)
Rood: (ruber)
- op Palmzondag
- Goede Vrijdag
- Pinksterzondag
- op feestdagen rond het lijden van Jezus Christus
- op feesten van de Apostelen, de Evangelisten en martelaren
- bij het toedienen van het sacrament van H.Vormsel
Paars: (violaceus)
- tijdens de adventstijd
- de vastentijd oftewel veertigdagentijd (de 40 dagen vóór Pasen)
- Allerzielen (2 november)
- paars wordt ook gebruikt in de missen
en officies voor de overledenen
Groen: (viridis)
- op alle dagen van het jaar waar geen andere kleur is voorgeschreven
Groen is derhalve een prominente liturgische kleur