Page 9 - kroniek
P. 9
Het ontstaan van Meppel en
de eerste kapel
Toen Karel de Grote in 768 zijn troon besteeg en koning
der Franken werd, werd de kerstening van Drenthe onder
meer ter hand genomen door de monnik Willehad of
Willehadus “.. en hij bekeerde velen!”.
Toch bleef Drenthe voor de christenpredikers lange tijd
een gevaarlijk land. De eerste Drentse parochies
ontstonden tussen 800 en 1000. Deze oerparochies
waren: Vries, Anloo, Rolde, Diever, Beilen, Emmen en
Sleen. Algemeen wordt aangenomen dat de dingspil-
indeling terug te voeren is op deze oerparochies, behalve
in het zuidwesten van Drenthe. Daar vielen de kerkelijke
en wereldlijke grenzen niet geheel samen.
Er ontstonden in de buurt van Meppel twee kloosters:
rond 1140 het Benedictijnenklooster in Ruinen (in 1325
verplaatst naar Dickninge, bij Meppel) en rond 1225 het
Cisterciënzerklooster bij Coevorden (in 1260 verplaatst
naar Assen).
Daarnaast was er nog een Commanderij van de Duitse
Orde bij Bunne, ten zuiden van Peize en Eelde.
De naam Meppel duikt voor het eerst op in een oorkonde
uit 1141. In dat jaar bouwde ene Coenradus op een
afstand van “9 uur gaans” ten zuiden van Assen een
boerenhoeve.
H.Willehadus, patroon van Drenthe