Een zekere Jozef van Arimathea vroeg en kreeg van Pilatus toestemming om het lichaam te begraven.
Jozef nam het lichaam, wikkelde het in een smetteloze lijkwade en legde het in zijn graf
dat hij pas in de rots had laten uithouwen. Nadat hij een grote steen voor de ingang van
het graf gerold had, ging hij heen.