De Katholieke Kerk kent al sinds de eerste jaren van het Christendom vele martelaren. Martelaar (van het griekse
woord martus = getuige) was de bijzondere eretitel voor degenen die gedurende de christenvervolgingen in het
Romeinse Rijk hun trouw aan het christelijke geloof met de dood moesten bekopen. Deze martelaren werden oorspronkelijk
in een gezamenlijke herdenking van alle martelaren vereerd.
Paus Gregorius III veranderde in 732 het martelarenfeest in het feest van alle heiligen: Allerheiligen.
Niet alleen martelaren, maar ook heiligen, dit zijn gelovigen die door hun leven een bijzonder
getuigenis hebben afgelegd van hun geloof in Christus, worden dan herdacht.
In 844 werd de oorspronkelijke datum (van 13 mei) veranderd in 1 november (begindag van de winterperiode volgens
de regel van Benedictus) en werd het een herdenking van alle heiligen - benoemden en onbenoemden - die geen eigen
feestdag of gedachtenis hebben.