RK Geloofsgemeenschap                                        

niks

            St.Stephanus - Meppel

adventsster Charles Eijck 1963




Verhalen in de Advent

                                          2018


Het woord Advent komt van het Latijns adventus, dat betekent "komst".
In de advent wachten we op de komst, de geboorte van Jezus. Dat doen we door middel van verhalen. Elke week een ander verhaal.

Het eerste verhaal wordt in de viering van de 1e advent verteld, de andere verhalen tijdens de kinderwoorddienst.





1e adventszondag
                                    Verwachting


De wensboom

Bij de sportschool van Klaas van der Kracht is het elk jaar hetzelfde liedje. Elke jaar vraagt directeur Van der Kracht twee weken voor Kerstmis aan conciërge Henk: ‘Heb je nou al een kerstboom gekocht?’ Een half uur later komt Henk dan mopperend terug van het tuincentrum. ‘Wat is dat kreng zwaar,’ zegt hij dan. ‘En ze worden ook elk jaar duurder.’
Daarna begint het zoeken naar de kerstversiering. Henk weet altijd zeker dat hij het ergens heeft neergezet, meneer Van der Kracht kan zich dan niet herinneren dat hij het verplaatst heeft en na een tijd vinden ze de doos met ballen op een plek waar niemand het verwacht.
Dan gaat Henk versieren. ‘Je hangt die lampjes toch niet zo?’ vraagt meneer Van der Kracht altijd weer. ‘En die blauwe ballen moeten achteraan.’
Terwijl Henk de ballen dan goed hangt, vraagt hij altijd op een zeker moment: ‘Waarom hebben we eigenlijk een kerstboom met Kerstmis? Stond er soms een boom in de stal van het kindeke Jezus?’
‘Nee natuurlijk niet,’ antwoordt Klaas van der Kracht en dan legt hij elk jaar weer uit: ‘De kerstboom komt eigenlijk van de Germanen. Op de kortste dag van het jaar verbrandden zij altijd een naaldboom.’
‘Binnen?’
‘Nee, natuurlijk niet binnen. Toen de boom naar binnen kwam, deden ze er kaarsjes in. Zo werd de boom een teken van licht. En later werd dit verbonden met het kerstfeest, want dat is ook een feest van licht.’
‘O,’ zegt Henk dan, ‘zit dat zo!’
‘Ja, zo zit dat.’
Na veel gezucht en gemopper is de boom eindelijk klaar. ‘Toch wel weer mooi,’ brommen meneer Van der Kracht en Henk dan allebei.

kale kerstboom Maar dit jaar gaat het anders. Dit jaar hoeft Henk niet naar de kerstballen te zoeken en er hoeven ook geen lampjes in de boom. ‘Wij gaan dit jaar niet zomaar een kerstboom neerzetten,’ verklaart meneer Van der Kracht plechtig. ‘Wij maken een wensboom.’
‘Een wát?’
‘Een wensboom. Daar hangen geen lampjes en ballen in, maar goede wensen voor andere mensen en voor de wereld. Kijk!’ Meneer Van der Kracht haalt een rond stukje papier tevoorschijn, ongeveer even groot als een kerstbal. ‘Dit is een wensbal. Elke bezoeker van onze sportschool krijgt zo’n wensbal en schrijft er iets op.’
‘Maar lijkt het dan wel genoeg op een kerstboom?’
‘Zeker wel. Een kerst-wens-boom. Mooi toch?’

Zo gezegd, zo gedaan. Elke bezoeker krijgt bij binnenkomst een wensbal uitgereikt. Sommige mensen schrijven er iets op voor zichzelf: ‘Ik hoop op geluk en gezondheid.’ Anderen schrijven iets op voor familie of een vriend, en weer anderen schrijven hun wensen op voor wereldvrede en eerlijkheid. Zo groeit de boom tot een grote wensboom.
En als het kerst geweest is? Dan brengt Henk de boom weer weg. ‘Wat is dat kreng zwaar,’ moppert hij. ‘En ze worden ook elk jaar duurder.’
Want sommige dingen veranderen nooit.

kale kerstboom kale kerstboom


















2e adventszondag
                                    Tel je mee?

Op weg naar Bethlehem

heraut Op het marktplein staat een man.
Hij komt van de keizer, dat kun je zien aan zijn kleren.
Op een paard rijdt hij door het land. Hij vertelt de mensen wat de keizer heeft bedacht.
‘Attentie, attentie!’ roept de man. ‘Attentie, attentie!’
De mensen komen uit hun huizen om naar hem te luisteren.
‘Ahum,’ begint de man deftig. ‘Ahum, a-hhhum.
De keizer wil weten hoeveel mensen er in zijn land wonen.
Ze moeten allemaal geteld worden.
Iedereen moet naar de stad gaan waar zijn familie vandaan komt.
Daar wordt je naam opgeschreven.
Dit is een bevel van de keizer. ‘Zo zal het gaan!’
Als de man alles verteld heeft, stapt hij weer op zijn paard. Hij gaat naar de volgende stad.

Jozef en Maria staan ook op het plein.
‘We moeten op reis,’ zegt Jozef. ‘Mijn familie komt uit Bethlehem.
Daar moeten we naartoe.’
‘Bethlehem…’ zegt Maria. ‘Dat is wel ver weg.’
heraut Ze wrijft over haar dikke buik.
In haar buik groeit een kind.
Het is een bijzonder kind.
Een tijdje geleden is er een engel bij haar gekomen.
‘Je krijgt een kind van God,’ zei de engel.
‘Noem hem Jezus. Hij is de koning die al heel lang wordt verwacht.’
Nadat de engel bij haar geweest was, is Maria’s buik steeds dikker geworden.
Kan ze nu wel zo ver lopen? ‘We nemen een ezel mee,’ zegt Jozef. ‘Als je moe bent, kun je op de ezel gaan zitten.’
De volgende dag pakken Jozef en Maria een tas met spullen in.
Ze gaan op weg.
Op weg naar Bethlehem.



3e adventszondag
                                    Koning in een stal

Jezus wordt geboren

Jozef en Maria hebben een lange reis gemaakt.
Helemaal naar Bethlehem. Daar moeten ze hun naam laten opschrijven, omdat de keizer alle mensen in zijn land wil tellen.
‘Kom,’ zegt Jozef als ze er eindelijk zijn. ‘We gaan eerst een plek zoeken voor de nacht.
Dan laten we morgen onze naam opschrijven.’
Ze kloppen op de deur van een herberg.
‘Kunnen we hier vannacht slapen?’
De herbergier schudt zijn hoofd.
‘Het spijt me,’ zegt hij. ‘Ik heb geen plek meer. Alle kamers zijn vol.’
Jozef en Maria schrikken. Waar moeten ze nu naartoe? Ze kunnen toch niet buiten slapen?
Dan zegt de herbergier: ‘Ik heb nog wel een stal.
Als jullie willen, mogen jullie die wel een nachtje gebruiken.
Het stro is warm en zacht.’
‘Graag!’ zegt Jozef. ‘Dat is beter dan buiten blijven.’
Jozef en Maria gaan naar de stal.
heraut Ze maken een bedje in het stro.
Ze kijken door het raam naar de sterren.
Dan gaan ze slapen.
Maar na een tijdje worden ze wakker. Maria voelt aan haar buik.
‘Ik denk dat het kind geboren wordt,’ zegt ze.
Jozef steekt een lichtje aan in de stal.
En Maria heeft gelijk: die nacht wordt Jezus geboren.
Ze wikkelt hem in een doek en legt hem in een kribbe, een voerbak voor de dieren.
Hij is de Zoon van God, de koning die werd verwacht.
Maar hij woont niet in een paleis.
Hij ligt gewoon in een stal.



4e adventszondag
                                    Jij mag ook meedoen!

De herders in het veld

heraut In het veld, vlakbij Bethlehem, zit een groepje herders. Ze hebben de schapen meegenomen naar een plek waar nog veel te gras te grazen is. Midden in het veld hebben ze een vuurtje gemaakt. Daar zitten ze nu omheen. Het is een heldere nacht. De herders tellen honderden sterren. Herder Michai ziet een lichtje naar beneden vallen. ‘Kijk, een vallende ster!’ Hij wijst naar de lucht. Sem Eli ziet het ook. ‘Nou mogen wij een wens doen!’ Michai denkt goed na. Wat zou hij nou willen wensen? Hij is blij met zijn leven en blij met zijn werk. Buiten zijn met de schapen vindt hij heerlijk. Toch merkt hij dat de mensen de herders niet zo belangrijk lijken te vinden. Terwijl herders zo hard nodig zijn. Iemand moet toch voor de schapen zorgen? ‘Ik wens dat mensen mij zien zoals ik ben’, zegt hij Sem Eli. ‘En ik wens een lekker broodje’, zegt Sem Eli. ‘Mijn maag knort van de honger!’

Opeens is er iemand bij de herders. Het is een engel. De herder schrikken zo, dat ze op hun knieën vallen en hun handen voor hun ogen houden. ‘Wees maar niet bang, zegt de engel. Micha kijkt voorzichtig op naar de engel. Ook de andere herders durven weer te kijken. ‘Ik heb goed nieuws’. Zegt de engel. ‘En jullie zijn de eerste die het horen! Vandaag is in Bethlehem een kind geboren. En niet zomaar een kind. Hij is jullie redder. Hij ziet jullie staan! Gaan jullie hem zoeken? Dan kun je het met eigen ogen zien!’

De herders staan op. Natuurlijk willen ze dit kind zien! Maar waar moeten ze kijken? ‘Jullie zullen het kindje vinden in een kribbe, in doeken gewikkeld’, zegt de engel. Plotseling zijn er allemaal engelen om de herders heen. Ze prijzen God. ‘Alle eer voor God, Hij ziet de mensen staan, Alle eer voor God, Hij heeft iets wonderlijks gedaan!’ Opeens zijn de engelen weer verdwenen.

De herders zijn even helemaal stil van wat er is gebeurd. Ze knijpen elkaar in de arm. Was dit nou echt? Ja, ze weten het zeker. Er is een redder geboren. ‘Dat moeten we zien!’ zeggen ze tegen elkaar. Ze roepen hun schapen bij elkaar en ze lopen naar de stad.

heraut In de stad is het nog stil. Alleen tussen de deuren van de stal zien ze een streepje licht. En ze horen het gehuil van een baby. Daar moeten ze zijn! Zachtjes klopt Micha op de deur. Hij duwt de deur iets verder open en steekt zijn hoofd om het hoekje. ‘Komen we gelegen? We hebben namelijk gehoord dat hier een heel speciaal kind geboren is. Mogen we misschien even binnenkomen?’ Jozef en Maria knikken verbaasd. ‘Van wie hebben jullie gehoord dat Jezus geboren is?’ vragen ze. De herder vertellen alles wat ze hebben gezien en gehoord op het veld. Van de engel en zijn woorden. Van alle engelen samen die lieten horen dat er een redder geboren is. Jozef en Maria luisteren vol verbazing. Ze snappen het nog niet helemaal, maar ze begrijpen wel hoe bijzonder het is.

Na een tijdje nemen de herders afscheid. Op weg naar het veld praten ze honderduit over hun belevenissen. ‘Dank U God’, zeggen ze. Michai kijkt naar de lucht. Weer ziet hij een vallende ster. Sem Eli stoot hem aan. ‘Je mag een wens doen’, zegt hij. Michai denkt diep na. Maar hij kan niks verzinnen. ‘Ik heb niks te wensen’. Zegt hij. Sem Eli knikt. ‘Ik ook niet’.



Materiaal afkomstig van de scholenactie van de Stichting BVA